2 januari 2021
Ik kijk langs mijn moeder heen naar de okergele gordijnen die mijn vriend gisteren heeft opgehangen en bedenk me hoe gelukkig ik ben, terwijl ik een slok van de medium geprijsde rode wijn neem. Het verbaast me soms hoe makkelijk het is om met een persoon hele dagen, weken of zelfs maanden door te brengen zonder dat ik me ongemakkelijk voel, terwijl ik bij andere mensen al gedesoriënteerd een hoekje in kijk na een paar minuten durende conversatie. Met mijn vriend is het nooit ongemakkelijk geweest. Niet tijdens onze eerste date, onze geïmproviseerde tweede date, het voorstellen aan onze families. Alles voelde zo natuurlijk. Tot een bepaald punt denk je dat je alleen met jezelf in een ruimte zo comfortabel bent, tot je zo iemand ontmoet. “Er zijn twee soorten mensen”, zeg ik. Veel mensen zouden me nu aankijken met een ‘heb je weer zo’n filosofisch ingestelde wijndrinkster’-blik. Maar mijn moeder kijkt me onverstoord en vol interesse aan terwijl ik mijn zin afmaak. “Mensen die met zichzelf kunnen leven, en mensen die dat niet zouden kunnen.” Gevolgd door de vraag of zij met zichzelf zou kunnen leven. “Ja, natuurlijk”, zegt ze. “Ik ook”, zeg ik. “Ik ben benieuwd hoe waar onze overtuigingen zijn.” Iedereen heeft wel een standaard kroegvraag, toch? Dit is in elk geval die van mij. Het mooie: tot nu toe hebben meer mensen deze vraag met nee beantwoord dan met ja. Mensen die nee zeggen, snappen mensen die ja zeggen niet en vice versa. Argumenten als “Wanneer ik met mezelf leef, ken ik die persoon al door en door. Daar is niks nieuws en interessants meer aan”, nemen het op tegen de woorden van mijn moeder, mijzelf en nog een handjevol mensen: “Ik zou mezelf begrijpen, alles met mezelf kunnen delen en heerlijk onnozele en diepe onderwerpen bespreken waarover niemand anders het met mij wil hebben.” Mijn moeder en ik kijken elkaar aan, zien elkaar, halen onze schouders op en springen door op een volgend onderwerp. Later die avond hebben we het over introverte en extraverte mensen en dat wij waarschijnlijk meer intro- dan extravert zijn. In mijn hoofd ga ik de mensen af aan wie ik mijn kroegvraag heb voorgeschoteld en warempel: kamp ja is introvert en kamp nee is extravert. Deze gedachte deel ik en we vinden het beide erg interessant. Tot ik me bedenk dat ik veel te weinig mensen heb ondervraagd om deze conclusie te kunnen trekken. Tijd om de kroeg in te duiken, denk ik. Maar ja, we hebben te maken met een pandemie. Eentje die mensen – hoe ironisch – dwingt om erachter te komen hoe goed zij met zichzelf kunnen leven. Sinds het begin van deze crisis heb ik geen kroegneigingen gehad, tot op dit moment. Ik wil de kroeg weer in. Kroegvragen stellen. Mensen met alcohol op om me heen hebben, zodat zij openstaan voor het soort gesprekken dat ik met mezelf zou hebben als er een andere ik was. Want ik zou echt wel met mezelf kunnen leven. Toch?